Alexander Maass: Kwetsbaarheid leidt tot zinnige verbeterdoelen

Landen waar Nederland een voorbeeld aan kan nemen als het gaat om het gebruik van data ter verhoging van de kwaliteit van cardiologische zorg, zijn volgens Alexander Maass, cardioloog en opleider aan het UMC Groningen, Denemarken en Zweden. “Vooral dergelijke ‘kleine’ landen zijn goed in registraties. In Denemarken worden heel veel data van cardiologen centraal geregistreerd, met een iets uitgebreidere dataset. En ze zijn ook net wat verder in het linken van die gegevens aan andere dataverzamelingen, zoals hier die van het CBS.”

Grote verbeteringen van de betreffende zorg heeft dat nog niet opgeleverd, moet Maass toegeven, “maar ze hebben er bijvoorbeeld al aardig wat voorspellers van complicaties – voor de hand liggende zaken als ‘grootte van het centrum’ of ‘de ervaring van de implanteur’ – met data kunnen onderbouwen.”

Maass is voorzitter van de registratiecommissie Pacemaker/ICD  bij de NHR. Hij hecht belang aan zijn betrokkenheid bij de Nederlandse Hart Registratie, vanwege de rol die data onherroepelijk gaan spelen voor de zorg. “Kwaliteitsbewaking, daar gaat het bij mij eigenlijk altijd over. En juist bij Pacemaker en ICD zijn de vragen die je in het kader van kwaliteitsbewaking moet stellen extra belangrijk. Want waarom stop je zo’n apparaatje in iemands lichaam? Wanneer weet je zeker dat dat echt nodig is. En wat voor pacemaker is er dan nodig? Een grote die heel veel kan, of juist een veel basaler model?”

Meer helderheid over dergelijke vragen is wat de verzameling en analyse van uitkomstdata mogelijk moeten gaan maken. En natuurlijk dienen ze als basis voor wetenschappelijk onderzoek. “Er zijn momenteel enkele onderzoeken gaande. Naar de invloed van het toenemend gebruik van de subcutane ICD bijvoorbeeld en naar dat van de leadless pacemaker. Vooral van die laatste verwacht ik veel als het gaat om verbetering van onze uitkomsten.”

Het begint echter bij volledige registratie en vervolgens analyse van de data die centra aanleveren bij de NHR. “Aangezien de IGJ wil dat wij als centra zelf onze kwaliteitscyclus gaan bedenken”, zegt Maass, “zal iedereen daarmee aan de slag moeten.” Al in 2018 riepen Maass en zijn mede-commissieleden het Benchmark follow-up project voor Pacemaker en ICD in het leven, juist om centra een duwtje in de rug te geven bij het volledig registreren van hun data. Binnen dit project publiceren de deelnemende centra op vrijwillige basis volledig transparant hun zorguitkomsten, zodat inzichtelijk wordt waar de verschillen zitten. “Dat kun je nu zien als een soort kickstarter om het eigen kwaliteitsregime op gang te krijgen.”
Er zijn nu 26 centra aan het project verbonden, waarvan er 14 ook ICD-ingrepen doen. Aangezien er 28 ICD-centra zijn en 72 waar pacemakers worden geïmplanteerd, ligt daar dus nog een flinke groeipotentie. Maass: “Het voelt oncomfortabel, want het betekent in feite dat je op zoek gaat naar je eigen zwakke plekken. Dat is kwetsbaar, maar het is de voorwaarde om tot zinnige verbeterdoelen te kunnen komen. En het mooie van deze benchmark is: je maakt gebruik van de data die je toch al moest aanleveren. In die zin levert het geen extra werk op. Voorwaarde voor deelname is wel dat een centrum in staat is om vrijwel complete data te leveren. Maar dat moet op korte termijn sowieso gebeuren.”

Daarmee wil Maass niet ontkennen dat centra met het opzetten van hun eigen kwaliteitscyclus weer een horde hebben te nemen, die her en der extra werk oplevert. “Belangrijkste is natuurlijk de extractie van data uit het EPD. Dat blijft op veel plaatsen een te complexe ICT-handeling. Simplificatie daarvan is hard nodig en daar wordt hard aan gewerkt. Ook op individueel niveau bij centra. Ik zou het geweldig vinden als de paar ziekenhuizen die dat ondertussen goed hebben weten in te richten, dat via de NHR zouden uitrollen naar alle andere centra. Voorwaarde is dan wel dat die bereid zijn het ook over te nemen, want daar schort het hier in Nederland nog wel eens aan. Dat lijkt me eigenlijk een belangrijke stap vooruit: niet aarzelen om datgene wat bewezen goed werkt, te kopiëren.”