Interview Yuri Blaauw (UMC Groningen): “Naar een nog hoger kwaliteitsbewustzijn”

De relatie tussen de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (IGJ) en de Nederlandse hartcentra is aan het veranderen. De gedetailleerde uitvraag van uitkomstindicatoren, complicaties en sterftecijfers die jaarlijks moet worden ingevuld, moet over een aantal jaren verleden tijd zijn.

In het kader van de verbeterdoelen die de IGJ heeft ontwikkeld voor 2022, gaat ze voor drie cardiologische interventies werken met een nieuw regime, gebaseerd op de vraag in welke mate centra de NHR-data gebruiken om tot systematische verbetering te komen van de zorg die ze leveren. Die drie subspecialismen zijn pacemaker/ICD, PCI en ablatie – niet geheel onverwacht alle drie goed ontwikkeld binnen de NHR-cyclus.

“Dat betekent dat wij als vakgroepen zelf mogen gaan bepalen wat onze verbeteragenda gaat zijn, in plaats van dat de IGJ ons dicteert”, zegt Yuri Blaauw. Blaauw is cardioloog/elektrofysioloog aan het UMC Groningen, lid van de Commissie Kwaliteit van de NVVC en voorzitter van de NHR-registratiecommissie ten behoeve van boezemfibrilleren. “In het kader van de Basisset Medisch Specialistische Zorg moeten wij als centrum bijvoorbeeld elk jaar rapporteren bij welk percentage patiënten met boezemfibrilleren antistolling wordt verstrekt. In de nieuwe strategie die de IGJ nu aan het uitrollen is, zal dat niet meer nodig zijn.”

Dat klinkt natuurlijk als een vote of confidence en de IGJ geeft aan dat één van de doelen die ze daarmee heeft het terugbrengen is van de administratieve lasten voor hartcentra. “Maar”, zegt Blaauw, “daar staat natuurlijk wel iets tegenover. De IGJ verwacht – nu de NHR-registraties er zijn en functioneren – dat centra de data die de NHR verzamelt en toegankelijk maakt zelf gaan gebruiken om hun kwaliteitsbeleid vorm te geven. Wij zullen daar actief, gefocust mee om moeten gaan. Ik ben ervan overtuigd dat we dat als vakgebied ook consciëntieus zullen doen, maar dat is voor veel centra nog vrij onontgonnen gebied.”

Hij vervolgt: “Op dit moment denk ik dat iedereen volop worstelt met de vraag hoe dat eigen kwaliteitsbeleid vorm te geven en hoe daarover te rapporteren. Het betekent een nieuwe dimensie als het gaat om kwaliteitsbewustzijn, want het is niet vrijblijvend. Ook tijdens visitaties vanuit de NVVC zal de vraag in hoeverre je als centrum bezig bent met de NHR-registratie, steeds urgenter worden.”

In zijn eigen centrum heeft het geleid tot plannen voor het ontwikkelen van een nieuw digitaal dashboard, dat de extractie van behandeldata uit het EPD moet versimpelen zonder dat daar allerlei tussenliggende ICT-stappen voor nodig zijn.

“De ablatiezorg bij ons in het UMCG valt op alle dimensies binnen de norm. Dat is fijn, maar het betekent niet dat wij nu achterover kunnen leunen. Op dit moment leveren we eens per jaar onze kwaliteitsdata aan bij de NHR, maar wij zouden dat idealiter continu willen doen, zodat we er nog veel meer bovenop kunnen zitten. Zo willen we alle mogelijke complicaties op individueel niveau gaan tracken. In de gesprekken daarover kunnen we dan nog beter verbeterdoelen signaleren en daar vervolgens aan gaan werken. Zo wordt de verbetercyclus krachtiger dan hij nu al is.”

Het is maar een voorbeeld. Het vernieuwende van de nieuwe benadering schuilt juist in het feit dat elk centrum door zijn eigen data goed te analyseren en vergelijken met de benckmark, zelf tot nieuwe verbeterdoelen kan komen. Blaauw: “Als individueel centrum ken je de nuance achter je eigen cijfers. Daar, in de vergelijking van je eigen uitkomsten met die van anderen, ligt de uitdaging om tot nieuwe verbeterdoelen te komen. Dus heb je relatief veel liescomplicaties, dan kun je uit bestudering van je NHR-data veel inzicht halen over de vraag waarom dat zo is. En vervolgens komen daar je verbeterdoelen uit voort.”

Een centrale rol in dit proces wordt ingenomen door de NHR. “Het platform dat de NHR biedt is essentieel” zegt Blaauw. “Het nieuwe inspectieregime staat in alle registratiecommissies op de agenda. Daarbij biedt de NHR specifieke mogelijkheden en tools die je als centrum kunt gebruiken om verder te komen. Binnen de MijnNHR-omgeving bijvoorbeeld kun je chart modules samenstellen waarmee je je eigen resultaten per categorie kunt vergelijken met de benchmark. Daarnaast kun je bij de NHR een factsheet aanvragen over je centrum en tot slot kun je specifieke vragen stellen om analyses te laten maken ten behoeve van jouw verbeterdoel. Dat gebeurt her en der allemaal al volop, maar ik heb het idee dat er nog meer gebruik kan worden gemaakt van die mogelijkheden.”

Op vakgroepsniveau betekent de nieuwe aanpak dat er in ieder geval actief aan het opzetten van een eigen kwaliteitscyclus gewerkt zal moeten worden. Dat begint met de vraag: ‘Hoe compleet zijn onze data?’ Dan: ‘Wat zijn onze uitkomsten en wat leert de analyse daarvan ons?’ En vervolgens: ‘Welke verbeterdoelen stellen we daaruit op en hoe zorgen we ervoor dat de acties ten behoeve daarvan ook uitgevoerd worden?’

Blaauw: “De opdracht aan elk centrum is nu om deze cyclus op gang te brengen en afspraken te maken hoe men daarover gaat rapporteren. Ik ben ervan overtuigd dat we daarmee als vakgebied de kwaliteit van onze zorg naar een nog hoger niveau kunnen brengen.”